Oorsprong

Ze komen uit Noord-Amerika en ze danken hun naam Maine Coon aan het plaatsje Maine, waarvan men vermoedt dat ze daar oorspronkelijk vandaan komen. Het woord Coon danken ze aan hun staart die op de staart van een Raccoon (wasbeertje) lijkt: eerst dacht men zelfs dat ze uit een kruising van de Raccoon en kat voortkwamen, maar later is bewezen dat dit biologisch onmogelijk is.

 

 

Uiterlijk

De Maine Coon heeft een wild stoer uiterlijk met zijn stevige vierkante snuit en stevige kin, op de oren lynx-tips en met een lichte dip (welving) op de neus, een ruige vacht, volle kraag, pluimstaart die extra lang is een volbehaarde broek en lange haren op de buik, korte haren op de schouders; het is dus duidelijk een halflanghaar. Ze zijn stevig gebouwd en wegen gemiddeld tussen de 5 en 12 kilo, de poezen zijn meestal lichter en kleiner, de katers kunnen behoorlijk groot worden. Opvallend is hun vriendelijke en zachte stem die vaak klink als van een kitten: zeker bij de grote katers is dit heel apart en onverwacht. Alle kleuren, met en zonder wit en met of zonder zilver, zijn bij de Maine Coon toegestaan, uitgezonderd de kleuren lilac, chocolate en de aftekeningen met points, zoals bij een Siamees. De Maine Coon is er in effen kleuren, gestreept, of gemarmerd.

 

 

Lichaamsbouw

De Maine Coon is van origine een boerenkat en daarom stevig gebouwd en stoer. Hij kan tegen een ruig klimaat. Een apart kenmerk is de gladde ruige vacht. Het dier is goed van verhoudingen en heeft een uitgebalanceerde lichaamsbouw. Geen enkel onderdeel van de kat is overdreven aanwezig. De Maine Coon heeft een vriendelijk karakter en kan zich gemakkelijk aanpassen aan veel verschillende omstandigheden en zijn omgeving.

 

Kop

Karakteristiek is de middelmatig wijde kop met een middellange wijdte en een vierkante voorsnoet. Oudere katers kunnen katerwangen krijgen waardoor de kop wat breder lijkt. Hoge jukbeenderen, een stevige kin die evenwijdig loopt aan de neus en bovenlip. De neus is gemiddeld van lengte en licht concaaf van vorm wanneer men van voren kijkt, de oren zijn groot en wijd aan de basis met goede binnenbeharing en ze lopen uit in een vrij puntig aandoende kop. De plaatsing is aan de basis ongeveer een oorbreedte apart en expressief en ze waaieren niet uit. De ogen zijn expressief en staan wijd uiteen, ze zijn licht scheef ingezet met een buitenhoek die in de richting van het oor wijst. De nek is gemiddeld van lengte.

 

Lichaam

De Maine Coon heeft een gespierd lichaam met een brede borstkas, het formaat is gemiddeld tot groot. Poezen zijn over het algemeen kleiner dan katers. Het lichaam is lang met alle onderdelen in harmonieuze verhouding. Om een goed uitgebalnaceerd beeld te geven; geen enkel onderdeel van de anatomie oogt zo overdreven dat het de balans verstoort. Miane Coons ontwikkelen zich langzaam in de tijd. De poten zijn stevig en staan wijd uiteen, zijn van gemiddelde lengte en passen bij het lichaam. De voorpoten zijn recht; de achterpoten zijn recht. De voeten zijn groot, rond en voorzien van haarpluimpjes. Ze hebben vijf tenen voor en vier achter. De staart is lang, met een stevige aanzet en geleidelijk dunner uitlopend naar het einde. De staartbeharing is lang en vloeiend.

 

Vacht

De vacht is zwaar en ruig van structuur, hij is korter op de schouderpartij en langer op de buik en achterkant. Een kraag rond de nek is wenselijk. De textuur is zijdeachtig en de vacht valt sluik. Vachtkleuren en de standaard De standaard voor het algemene rastype mag dan over de hele wereld redelijk overeen komen voor wat betreft de toegestane kleuren zijn er wel verschillen. Maine Coons worden over de hele wereld in een veelheid aan kleurcombinaties en patronen gefokt, maar de indelingen in kleurgroepen op shows en de benamingen wisselen nog wel eens. Ook zijn er kleurslagen die verboden zijn c.q. lang niet overal toegelaten worden. Dit betreft factoren als chocolat, cinnamon, ticked tabby, partiële albinofactoren als Siamees en Burmese kleuren die heel af en toe voorkomen. De meeste fokkers vinden dat deze niet bij authentiek boerenkattenras horen.

 

 

Polydactyl

Een Poly Maine coon heeft een extra teen (soms twee) aan de voorpootjes. Je kunt het zien als een extra duimpje waardoor de klauw echt een grijphand wordt. Het schijn dat vroeger 40% van de Maine Coons Polydactyl waren, zoals eerder gezegd overleven de sterkste en de katten met polydactylie kunnen veel beter hun prooi grijpen waardoor ze beter konden overleven op de boerderijen. Op dit moment zie je bijna alleen nog maar polydactylie bij Maine Coons, maar het kan bij elke kat voorkomen. Waarom is er dan in heel Europa geen poly huiskat te vinden? Dit is veroorzaakt door bijgelovige mensen in de middeleeuwen. Alles wat van het normale afweek werd tot de dood veroordeeld en zo ook de katten met extra teentjes, dit terwijl ze toch niet zeldzaam waren in die tijd. In de Verenigde Staten hebben ze deze angsten voor het afwijkende niet en zo kon de Maine Coon met extra tenen voortleven. Op de show is de Poly Coon niet toegestaan volgens de standaard; er zijn verschillende meningen over deze katten. De één vindt het een vergroeiing of een mismaking, terwijl de ander het ziet als een erfenis van de oorspronkelijke Maine Coon. Poly Coons kun je wel voor de fok houden. Veel dierenartsen zijn polydactylie niet als een miscorming, maar als een afwijking van de normale regel. Het is dan ook niet duidelijk waarom extra tenen niet worden toegelaten bij de amerikaanse kattenshows terwijl er rassen worden getoond met ingefokte (soms dodelijk) misvormingen, denk hierbij aan de extreme Pers, de scottish Fold, de Manx en de Japanse Bobtail.